
Ieder jaar zo aan het einde van de zomer buigen weerdeskundigen zich over die ene vraag; krijgen we een strenge winter dit jaar? Maanden van tevoren vliegen de voorspellingen je al om de oren en gek genoeg wordt er elk jaar door veel (commerciële) weerbureaus een extreem koude winter voorspeld, terwijl de kans op opnieuw een zachte, druilerige winter
vele malen groter is.
Misschien worden die voorspellingen dan ook wel enigszins beïnvloed door het verlangen naar zo’n ouderwetse, echte winter. Zo eentje met een dik pak sneeuw dat onder je laarzen knerpt als je loopt, met koek en zopie op de ijsbaan of langs de vaart en, je durft het bijna niet meer hardop te zeggen, een Elfstedentocht. Want van echte winterkou lijkt de laatste jaren nauwelijks sprake.
Nee, dan de tweede helft van de zestiende eeuw. Toen leek het veel op een ‘kleine ijstijd’. In 1511 zou het zo koud zijn geweest dat in Brussel een sneeuwpoppenfestival werd gehouden. In 1565 was er zelfs sprake van een Siberische kou. En de winter van 1595 zou absoluut de kroon spannen als het gaat om ijs, sneeuw en extreme kou. Of de winters in deze tijdsperiode echt zo vreselijk koud waren is lastig te achterhalen omdat er destijds nog geen uitgebreide data over de weersomstandigheden werd genoteerd, zoals we sinds 1706 wel doen.
Het was overigens de Duitse meteoroloog Gustav Hellmann die een koudegetal in het leven riep om de strengheid van een winter te kunnen meten. De gemiddelde etmaaltemperatuur beneden het vriespunt van 1 november tot en met 31 maart wordt bij elkaar opgeteld en vormt zo het Hellmanngetal. Hoe hoger het getal, hoe strenger de winter.
De strengste winters uit de Nederlandse geschiedenis
De laatste echt koude winter in Nederland was die van 1996. Na een lange tijd zachte winters met lage temperaturen leek deze winter extra koud en lang. Maar in vergelijking met de winters van vroeger kun je het natuurlijk nog steeds geen strenge winter te noemen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren er flink koude winters, wat voor veel problemen zorgde door een gebrek aan brandstof. In 1940 wordt een Elfstedentocht gehouden. Het IJsselmeer was helemaal dicht gevroren. De winter van 1942 zit in het geheugen van ouderen gegrift toen er een dik pak sneeuw lag, soms tot maar liefst veertig centimeter. ’s Nachts dook de temperatuur wel onder de minus twintig graden.
Twee jaar na de oorlog, in 1947, raast er opnieuw een koude winter over ons land. Weer zijn er brandstofproblemen omdat de kolenvoorziening in heel Europa vastloopt vanwege hevige sneeuwval. In Nederland zitten op enig moment vijfhonderd vrachtschepen vast in het ijs.
De winter van 1979 met een gemiddelde etmaaltemperatuur van -0,8 graden was ook een stevige. Het koudegetal staat in deze winter op 205,7. Er was een strenge koude periode van 31 december 1978 tot en met 6 januari 1979. Zo’n koudefront deed zich eind november al voor en in maart van het jaar daarop kwam er nog eentje over Nederland heen. Opmerkelijk voor Nederlandse begrippen waren de sneeuwstormen. Op 14 februari deed zich bijvoorbeeld een sneeuwstorm voor die de noordelijke helft van Nederland plat legde. Snelwegen raakten geblokkeerd, sneeuw stoof op tot aan dakramen, en sneeuwduinen van tussen de drie en zes meter hoog waren geen uitzondering. Ziekenhuizen werden onbereikbaar. Verkeer was echt onmogelijk en als gevolg daarvan reden er dus ook geen bussen en treinen. Brood en melk raakten zelfs uitverkocht omdat mensen- als het ook maar even kon- gingen hamsteren. Een term die ons, vreemd genoeg, ook vandaag de dag niet onbekend is.
De winter van 1963 is een begrip. Niet alleen vanwege de Elfstedentocht waar zo vaak aan gememoreerd wordt, maar ook vanwege de hevige koude. Er zijn negentien ijsdagen en twaalf dagen lang zakt de temperatuur onder de minus tien graden. Bij de start van de Elfstedentocht was het achttien graden onder nul. Maar velen weten nog dat de gevoelstemperatuur nog lager lag. Het was voor velen dan ook een barre tocht. Met een Hellmangetal van maar liefst 337,2 is het dan ook de koudste winter in Nederland sinds de horrorwinter van 1788.
Voortekenen, boerenwijsheden en familieverhalen
In november voorspelde weerman Piet Paulusma dat we deze winter de schaatsen uit het vet kunnen halen, voor die langverwachte ritten op natuurijs. Of we nou allemaal daadwerkelijk de slijpstenen voor de schaatsen tevoorschijn moeten halen is nog maar de vraag, want ook Piet is vaak wat te voorbarig met zijn voorspelling van een strenge winter. Een betrouwbare voorspelling kun je bovendien zo ver van te voren helemaal niet maken, zeggen de meeste meteorologen.
Toch zijn er een heleboel voortekenen, boerenwijsheden en familieverhalen die generaties lang worden doorgegeven, die op een strenge winter zouden wijzen en waar we ons graag aan vasthouden. Zijn de maïskolven dikker dan normaal, net als het nekhaar van de koeien? Zit het huis vol met spinnen en zaten de wespennesten dit jaar hoger dan normaal? Vallen er opvallend veel eikels uit de boom en zijn de eekhoorns extra druk aan het verzamelen? Bereid je dan maar voor op extreem winters weer!
Of die echte ouderwetse winter zich dit jaar aandient kunnen we uiteindelijk alleen maar afwachten. Laten we hopen dat Piet Paulusma het dit jaar bij het goede eind heeft..